Alleen maar op basis van een reële en oprechte nabijheid kunnen ‘de armen’ op een passende manier begeleid worden op HUN weg naar bevrijding.
De arme ontmoeten als gelijkwaardige partner, van wie we veel te leren hebben.
We moeten ons door hen laten evangeliseren”
Vanuit deze quote uit de toespraak van prof. Verstraeten tijdens het Hoogveldweekend start ik deze overweging met een link naar mijn bachelorproef en mijn werk.
Zelf werk ik al 10 jaar als armoede consulente in de VDAB. Mijn doelgroep bestaat uit arme werkzoekenden, langdurige werklozen die via de normale trajectwerking gericht op arbeid op de eerste plaats niet aan de slag geraken en die extra ondersteuning nodig hebben.

Mijn visie blijft er bij dat ik de mens benader in het gewoon kunnen zijn en waarin iedereen tot zijn recht komt en in zijn waardigheid erkend wordt.
Emmanuel Levinas, stelt dat de aanwezigheid van de ander mij oproept tot het antwoord op de vraag op welke manier ik mij tot hem ga verhouden.
Vanaf het moment waarop ik me bewust ben van het bestaan van de ander als andere-gelijk-aan- mezelf, een subject dus, word ik geconfronteerd met de vraag hoe ik me tot hem zal verhouden.
Als mens ontsnap ik niet aan de oproep die uitgaat van het gelaat van de ander.
Louter en alleen mijn aanwezigheid zet mij in de schuld ten aanzien van die andere.
We zijn bij elkaar en moeten wat met elkaar. Het is het begin van ethiek en verantwoordelijkheid. “Wat heb jij gedaan” houdt ook in: “Wat ga je nog doen tegenover anderen?
Wanneer ik naar de verhalen van mijn mensen luister, valt het op hoe vaak zij het hebben over de momenten waarop zij object waren voor de ander, de momenten waarop niemand met hen rekening hield.
Ze waren object voor de mensen met wie zij leefden, maar zij waren ook object voor hun werkgever of voor een welzijnsvoorziening.
Zij waren een werkkracht of een geval of een obstakel. Vaak waren zij de derde in een relatie en werden er keuzes gemaakt die geen rekening hielden met hun belangen.
Zij vertellen me ook hoe vaak en hoe zeer zij hebben geprobeerd wel rekening te houden met de belangen van de ander, hoe erg zij proberen het goede te doen. Dat is zo voor deze mensen. Dat is zo voor ons.
Het gaat dan niet alleen om de belangen van wie voor ons staat, het gaat ook om wie niet aanwezig is.

Levinas schrijft: ‘ de wet gaat boven de naastenliefde. (zie lezing die je daarstraks kon beluisteren)
Ook in deze zin is deze mens een politiek dier. De mens is ook een maatschappelijk wezen. Bij de zorg voor de nabije Ander dien je steeds rekening te houden met de consequenties voor de gemeenschap.
Een appel op het opschorten van oordeel en verwonderd zoeken naar nabijheid, afstemming, contact en dialoog. Dit is niet eenvoudig, en vraagt moed om zich te laten raken door het gelaat van de Ander, zoals ook Levinas dit omschrijft.
Het appel dat uitgaat van het gelaat van de Ander.
Levinas roept ons op tot verantwoordelijkheid, tot een passend antwoord. Dit geldt ook op grote schaal. Mijn persoonlijke mening is dat mensen in armoede nog veel te vaak onder de radar verdwijnen. Het is een doelgroep waar men niet zo graag mee werkt.
Misschien, omdat ze ons te veel doen denken aan wie zijn verantwoordelijkheid dit is als mensen in armoede leven?

Toch is het belangrijk dat we het politieke karakter verder ontwikkelen en durven onze verantwoordelijkheid op te nemen. Want in het huidige armoedebeleid wordt de arme maar al te gemakkelijk met een subtiel, maar volmaakt gebrek aan respect en erkenning benaderd.
Zijn eigen verhaal doet er niet toe, zijn eigen logica en goede redenen zijn nauwelijks interessant, zijn persoonlijke waarden en voorkeuren worden overruled.
De arme: die valt men in de rede. Wat telt is wat past in het systeem van hulp en voorzieningen.
Mijn mensen leven in armoede.
Armoede is een onrecht en een schending van de mensenrechten.
Armoede veroorzaakt uitsluiting. Deze uitsluiting heeft enorme gevolgen voor de gevoelswereld van mensen in armoede. Deze uitsluiting zorgt er ook voor dat mensen in armoede andere kennis en vaardigheden opbouwen dan de rest van de samenleving.
Deze elementen zorgen ervoor dat mensen in armoede het moeilijk hebben om deel te nemen aan de samenleving.
Deze verschillende effecten als gevolg van een leven in armoede en sociale uitsluiting staan niet los van elkaar.
Ze beïnvloeden en versterken elkaar.
De structurele uitsluitingsmechanismen en de verschillende effecten hiervan zorgen voor een kloof, een missing link tussen het leven van de arme en dat van de niet arme.
De missing link gaat ook over het zich niet bewust zijn dat men al die aspecten van elkaars leefwereld niet kent.
Dit niet begrijpen van elkaar, zorgt voor misverstanden in de communicatie. Beide partijen voelen zich onbegrepen.
Mensen in armoede zijn zo vaak en diep gekwetst geweest dat vertrouwen ver zoek is.
Het vraagt veel tijd een vertrouwensrelatie met een werkzoekende op te bouwen. Ervaring wijst dus uit dat eerst veiligheid moet kunnen geïnstalleerd worden voordat een herstel in verbinding kan plaatsvinden.
Pas dan kan een verbinding met anderen uitgebreid worden. En dit vraagt tijd. Daarvoor heb ik 3 goede manieren ontdekt om met mijn mensen om te gaan.
Een eerste communicatiewijze die ik eigenlijk al onbewust toepaste in mijn begeleiding van mijn mensen is de theorie van de presentie van Andries Baart.
Hij zegt dat presentie van levensbelang is bij mensen in wanhopige situaties.
Je sluit je aan bij hun leefwereld en je past je tempo aan dat van de ander aan. Het is onvermijdelijk dat mensen soms domme dingen doen, maar dat wil niet zeggen dat je daarom je handen van hen moet af trekken.
Je verlaat dus de andere niet. Juist kwetsbare mensen zijn het meest gebaat bij mensen die bij hen blijven, die trouw zijn. Een vertrouwensband opbouwen met iemand die heel kwetsbaar is, kan je immers niet zomaar verbreken.
Het oplossingsgericht denken is voor mij een tweede manier om te leren omgaan met een doelpubliek die meervoudig gekwetst is.
Dit gaat niet over het vinden van de oplossing. Het gaat wel over het voeren van nuttige gesprekken die de mens in armoede verandert waardoor de hoop op succesvolle verandering vergroot en volgende stappen ontstaan.
En die kleine stappen kunnen een sneeuwbaleffect veroorzaken waardoor ik samen met hun plots grote successen kan bereiken. Zo ontstaat er hoop. Mensen zien dat ze al enkele kleine veranderingen kunnen realiseren. Hoop geeft energie of om het met de woorden van Louis Cauffman te zeggen: ‘Hoop is voor de hersenen, wat zuurstof is voor het lichaam’.
En een derde vorm is in dialoog gaan.
Dan krijg je ook een werkelijke ontmoeting tussen mensen. In dialoog gaan, betekent een geven en een nemen. Als het geven van iemand gezien en ontvangen wordt, neemt zijn vertrouwen in zichzelf en de ander toe.
Dialoog werkt als een spiraal, is versterkend voor ieders persoonlijkheid en geeft groeiruimte.
In dialoog komen mensen tot hun recht. Dragen en gedragen worden. Dit geeft bestaansrecht.
Mensen kunnen zo gekwetst zijn in hun vertrouwen dat ze de erkenning voor de zorg die ze bieden niet horen. Hier moet eerst geluisterd worden naar hun onrecht en hun kwetsuren voordat een stap kan gezet worden naar herstel van het beschadigd vertrouwen.
Het appel dat uitgaat van het gelaat van de Ander.
Tijd voor ontmoeting, tijd voor verbinding.
De mens in armoede heeft dit existentieel verlangen naar verbinding. Ik heb ook dit verlangen naar verbinding. Twee existentiële verlangens naar verbinding ontmoeten elkaar.
Bouwen aan verbindingen is ook bouwen aan een plek waar mensen, mensen mogen zijn of een relatie waar ze met hun verhaal terecht kunnen, een veilige en vertrouwde vluchthaven.
Van hieruit kunnen bruggen worden gelegd naar de samenleving en kunnen geschonden verbindingen worden verkend en gehanteerd.
Verbindend werken is dus een langzaam proces waarin mensen terug van betekenis zijn en zich inbrengen in relaties en om in dialoog te kunnen gaan.
In dialoog kan de cliënt zelfafbakening en verdiensten opbouwen. Hij is er van betekenis. Hij is opnieuw iemand. Hij ervaart dat relaties toch betrouwbaar kunnen zijn.
De basis van veilige hechting.
Hieruit kan hij kracht halen om de dialoog op te nemen met wie hij in zijn context verbonden is. Hierin zitten bronnen van kwetsuren, maar ook van genezing. Het ene kan niet zonder het andere.
Daarom dat de begeleidershouding van cruciaal belang is hoe je omgaat met deze doelgroep. Ik heb ze voor mezelf (en dus ook voor jullie) gebundeld in 7 uitdagingen.
1) De kracht van mensen zien:
Je kan alleen het negatieve en het falen zien van mensen in armoede. Je kan echter ook het positieve zien en erkennen, de stappen die ze zetten. Je kan jezelf ook de vraag stellen hoe jij het zou doen in dezelfde situatie.
Dan zie je nog beter hun krachten, de positieve elementen in hun leven. Die positieve elementen die belangrijk zijn voor hun draagkracht.
2) Hun verhaal beluisteren:
Luisteren is interesse hebben, is mensen “au sérieux” nemen en belangrijk vinden. Je kan de leefwereld van mensen verkennen door deze te bevragen. Forceer echter niets, laat het ritme van het gesprek bepalen door de mensen zelf.
Het gesprek hoeft niet altijd over problemen te gaan. Hun leefwereld leren kennen en verkennen helpt je om beter te begrijpen van waaruit mensen handelen. Er is tijd nodig om wat vertrouwen op te bouwen.
Zoek positieve aanknopingspunten voor een gesprek zoals de kinderen of gemeenschappelijke interesses en durf ook over jouw eigen leven vertellen.
3) Hen niet veroordelen:
Laat hen echt aanvoelen – niet beoordeelt of veroordeelt.- Laat hen ervaren dat je hen wilt leren kennen als persoon, niet, omdat ze arm zijn of problemen hebben.
Het doet hen deugd als ze merken dat je niet bang of beschaamd bent om met hen contact te hebben en dat je het niet ‘hun schuld’ vindt dat ze problemen hebben. Ze kunnen in jou een bondgenoot vinden die verontwaardigd is over toestanden die niet mogen bestaan, over onrecht dat mensen wordt aangedaan.
4) Gedeelde verantwoordelijkheid:
Soms hebben we de neiging om alles te doen voor hen in plaats om samen te overleggen hoe we het samen zullen doen. Als we deze zaken samen kunnen doen dan tonen we meer respect voor wie ze zijn als persoon. Door te luisteren en niet in te grijpen, geef je hen veel meer namelijk een stuk zelfwaarde gevoel!
5) Iedereen is evenveel waard:
We zijn niet gelijk aan mensen in armoede, omdat iedere mens anders is, maar we kunnen wel gelijkwaardig zijn. Die gelijkwaardigheid zorgt dat het minderwaardigheidsgevoel dat veel mensen in armoede hebben, kan verminderen.
6) Een relatie aangaan:
Met liefde en aandacht omgaan met mensen gekoppeld aan een respectvolle houding, echtheid, een open houding, empathische ingesteldheid, zorgzaam aanwezig zijn, een relatie aangaan die op vertrouwen gebaseerd is… dat kan alleen maar door naar mensen toe te gaan.
Dat lukt niet van achter een bureau. Een langdurig contact opbouwen is nodig. Trouw en hartelijkheid, omgaan met mensen in armoede zoals je zou omgaan met een vriend of familielid.
7) Bewaak je grenzen:
Als je contacten aangaat met mensen in armoede, moet je ook aan je zelf denken. Anders worden op een bepaald moment grenzen overtreden waar je niet zo gelukkig mee bent.
Je moet niet bang zijn om te zeggen wanneer iets niet past of wanneer je niet kunt ingaan op wat ze vragen. Immers rechtuit zijn is eveneens een positieve eigenschap die mensen in armoede hebben en dus appreciëren.
Met deze uitdagingen probeer ik dus m’n eigen begeleidingsstijl te ontwikkelen. Vergeet niet dat die mensen me al zoveel geleerd hebben. Vooral het NIET OPGEVEN in moeilijke omstandigheden.
Tot slot heb ik voor mezelf de opdracht gegeven om aan ‘de arme’ de mogelijkheid te bieden om vrienden te zijn.
De arme werkzoekende kunnen me onderwijzen, ze kunnen me vormen. Als ik hun iets wil geven, als ik iets wil bieden, dan zal het van die aard zijn dat zij van mij de gelegenheid krijgen om aan mij meer terug te geven dan wat ik hun gegeven heb.
Want dat wil ik: dat hun wereld en mijn wereld dichterbij elkaar komt.
En ken ik onze wereld dan misschien goed, hun wereld, wie ze zijn, wat ze meemaken, daarvan zie ik slechts op de eerste plaats de buitenkant.
Nooit zal de wereld van de armste uit de miserie geraken als ik niet geloof, niet overtuigd bent dat zij daar zelf kunnen uit opstaan. Daarom moet ik hen vragen me te helpen.
Ik ben diegene die geholpen moet worden om dichterbij hen te komen. Ik zal hen vragen moeten stellen, hun kennis van de miserie serieus moet opnemen.
Daarom zou het prachtig zijn mochten we ooit werkelijk de kwetsbaren in de armen sluiten, niet als voorwerp van onze professioneel handelen, maar als onze medemensen, als onze tochtgenoten die ons blijven wijzen op ons mens-zijn: namelijk dat we niet alleen zijn en dat het ons in ons mens-zijn zit ingegoten, ten spijt van alle ideologieën: dat we elkaar gegeven zijn en dat we elkaar dragen, verder dragen.
Meer dan ooit ben ik er van overtuigd dat het blijvend aanraken van deze mensen in armoede, ooit de armoede zal doen verdwijnen of toch enigszins doen verminderen als we dit allemaal samen doen.

“Wie durft de ander in de ogen kijken en zeggen: jij raakt mij niet“
Ondersteunende communicatie in de begeleiding van kwetsbare mensen.
Hoe ons terug verbinden met onszelf? De lichaam-ziel connectie. Deel 1
Waking up naar bevrijding door zelfliefde.
Het leven rond de armoedegrens!
Laat nooit iets of iemand je droom stelen ook al ben je arm. Mensen in armoede.
Wat je droomt met anderen kan realiteit worden na narcistisch misbruik.

Deel dit artikel met de mensen van wie je houdt en waarvan je weet dat ze zelf geen anderen uitsluiten in je gemeenschappen, zodat zij en hun families ook kunnen ontsnappen aan misbruik.
We zijn benieuwd naar je reactie hieronder! Reactie annuleren